Image

Vijf argumenten tegen een internationaal bindend kernwapenverbod weerlegd

Standpunt

België werpt steevast dezelfde argumenten op om in te gaan tegen een juridisch bindend verdrag dat kernwapens verbiedt. Pax Christi Vlaanderen weerlegt die argumenten.

Van 22 tot 26 februari 2016 vonden in Genève VN-besprekingen plaats over kernwapens. Dit was de eerste van drie sessies van de zogenaamde “open ended working group” (OEWG) die in 2016 plaatsvindt. VN-lidstaten bespreken tijdens deze sessies concrete nieuwe juridische maatregelen om kernwapens de wereld uit te helpen.

De overgrote meerderheid van de internationale gemeenschap hoopt via dit proces het mondiale nucleaire ontwapeningsproces nieuw leven in te blazen. 125 landen pleitten het afgelopen jaar vanuit humanitaire bezorgdheden voor het opstarten van onderhandelingen over een internationaal verbod op kernwapens (de zogenaamde ‘Humanitaire Belofte’[1]). België, dat tien tot twintig Amerikaanse kernwapens huisvest, weigert dit pleidooi te steunen. Ons land pleit voor een zogenaamde “building blocks” benadering. Verschillende argumenten worden hiervoor steevast naar voren geschoven. In wat volgt gaat Pax Christi Vlaanderen in op deze argumenten.

‘Een nieuw verdrag is niet de juiste volgende stap, er is nood aan een building blocks-benadering die het vertrouwen herstelt’

De belangrijkste zwakte van de “building blocks” benadering is dat ze geen duidelijke deadlines of gevolgen in geval van niet-naleving bevat. Ze is op die manier uitgegroeid tot een uitsteltactiek die de speciale status van de vijf kernwapenstaten verankert en de voordelen van het Non-proliferatieverdrag (NPV) aan de niet-kernwapenstaten ontzegt.

Een verbodsverdrag moet daarom de volgende stap zijn, in plaats van de laatste bouwsteen. Een verbodsverdrag zou het niet-bezit van kernwapens als de norm vastleggen, en een sterke incentive betekenen om op korte termijn concrete maatregelen te nemen om tot een kernwapenvrije wereld te komen. Een nieuw verdrag zou de juridische onderbouw leveren voor andere noodzakelijke stappen (bijvoorbeeld aanvullende protocollen bij het verbodsverdrag) en afzonderlijke verdragen inzake nucleaire ontwapening.

De “building blocks” benadering bevat tal van maatregelen die vooral gericht zijn op non-proliferatie door de niet-kernwapenstaten. De maatregelen die betrekking hebben op ontwapening door de kernwapenstaten blijven vaag, terwijl het onduidelijk is of de kernwapenstaten hier überhaupt achter staan (de beloftes werden immers niet door de kernwapenstaten zelf gedaan, die afwezig bleven tijdens de OEWG). De kernwapenstaten plannen bovendien lange termijn moderniseringsprogramma’s van hun kernwapenarsenaal. De modernisering van het Amerikaanse kernwapenarsenaal alleen al zal de komende dertig jaar 1.000 miljard dollar kosten. Allemaal zaken die het wantrouwen van de niet-kernwapenstaten over de oprechtheid van de kernwapenstaten voeden.

‘De Humanitaire Benadering is belangrijk, maar veiligheid is minstens even belangrijk’

België erkende tijdens de OEWG de humanitaire gevolgen van kernwapens, maar stelt dat ‘humanitaire principes en veiligheid gelijktijdig bestaan’, naast elkaar dus. Dat is een valse tegenstelling. De humanitaire benadering dient de veiligheid van niet- kernwapenstaten én kernwapenstaten. Ze is essentieel om een ineenstorting van het mondiale nucleaire ontwapeningsregime en een nieuwe nucleaire wapenwedloop die de mondiale veiligheid bedreigt te vermijden.

Steeds meer landen raken immers in toenemende mate gefrustreerd over het gebrek aan ontwapening van de vijf erkende kernwapenstaten. Deze laatsten beloofden in 1970 in het NPV om nucleair te ontwapenen en te onderhandelen over een nieuw internationaal verbodsverdrag op kernwapens. Andere landen beloofden in ruil geen kernwapens te verwerven. Van de beloftes van de kernwapenstaten kwam echter weinig in huis, tot groeiende frustratie van de niet-kernwapenstaten. “Als zij (de kernwapenstaten) hun deel van de deal niet nakomen, waarom zouden wij ons deel (verbod op verwerving van kernwapens) nog moeten nakomen? Sommige landen verwachten dat wij volgens bepaalde regels spelen die ze zelf niet respecteren”, klinkt het steeds luider.

Een nieuw verdrag dat kernwapens verbiedt, verhoogt de druk op de kernwapenstaten om te ontwapenen. Het verhindert zo dat niet-kernwapenstaten zich niet langer iets aantrekken van hun belofte om geen kernwapens te verwerven.

De idee dat kernwapens noodzakelijk zijn voor de veiligheid van de NAVO berust bovendien op een valse premisse. Ze gaat uit van de theorie van de “nucleaire afschrikking”, die stelt dat kernwapens nooit gebruikt worden omdat de andere partij weet dat ze dan zelf aangevallen wordt met kernwapens. Een “beperkte” nucleaire oorlog (waarbij 0,5 procent van het wereldwijde nucleaire arsenaal gebruikt wordt) zou echter een wereldwijde ontwrichting van het klimaat en de voedselproductie tot gevolg hebben[2] en iedereen treffen, inclusief het land dat de kernwapens inzet. De geloofwaardigheid van de dreiging om kernwapens in te zetten wordt zo grotendeels ondermijnd. ‘Nuclear deterrence rests not only on the readiness to inflict mass destruction with global consequences, but also on the readiness and awareness to commit to an essentially - at least potentially- suicidal course of action, as destruction and consequences would likely be unacceptable for friend and foe alike, indeed for all humanity’, benadrukte de Oostenrijkse ambassadeur tijdens de OEWG.

‘Een nieuw verdrag is onverenigbaar met aangegane engagementen binnen de NAVO’

Het Strategisch Concept van de NAVO uit 2010 stelt dat ‘de NAVO een nucleaire alliantie zal blijven zolang nucleaire wapens bestaan’, terwijl de ‘Herziening van de Toestand van Afschrikking en Verdediging’(DDPR) uit 2012 kernwapens ziet als ‘de ultieme verzekering van de veiligheid van de bondgenoten’. Beide documenten stellen tegelijk wel dat het ultieme beleidsdoel is om de voorwaarden te creëren voor een kernwapenvrije wereld.

Zowel het Strategisch Concept als de DDPR zijn politieke engagementen, geen juridisch bindende documenten. Ze kunnen dus aangepast, herroepen of geherinterpreteerd worden. Het enige juridisch bindende NAVO-document is het Stichtingsverdrag uit 1949, dat met geen woord rept over nucleaire wapens.

Een studie uit 2014[3] van het International Law and Policy Institute (ILPI) toont bovendien hoe de NAVO doorheen haar geschiedenis lidstaten allerlei uitzonderingen, vrijstellingen en uitstel van implementatie toestond rond het nucleaire beleid van de Alliantie. Denemarken, Noorwegen en Spanje staan in vredestijd geen kernwapens toe op hun grondgebied, terwijl IJsland en Litouwen de ontplooiing van kernwapens op hun grondgebied in alle omstandigheden verbieden. Nationale houdingen rond de ratificatie van het NPV, het Partial Nuclear Test Ban Treaty (PTBT) en het Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty (CTBT) varieerden bovendien ook zonder dat dit de werking van de NAVO aantastte.

‘Zonder kernwapens is de NAVO minder veilig’

De NAVO heeft geen kernwapens nodig om een overweldigende militaire (conventionele) capaciteit te bezitten tegenover mogelijke rivalen. De samengetelde militaire uitgaven van alle NAVO-lidstaten (ongeveer 950 miljard euro) zijn goed voor ongeveer zestig procent van de wereldwijde militaire uitgaven. Vier NAVO-lidstaten (nummer 1, 5, 6 en 8) hebben een plaatsje in de mondiale top-10 van militaire uitgaven. Alle NAVO-lidstaten samen geven meer dan tien keer zoveel uit aan militaire uitgaven dan Rusland en meer dan vijf keer zoveel als China[4]. Europese landen spenderen nog steeds 2,5 keer meer aan militaire middelen dan Rusland.

Toch klinkt de roep om stijgende nationale defensiebudgetten steeds luider. Het beëindigen van de afhankelijkheid van kernwapens zou lidstaten toestaan middelen te verschuiven naar de conventionele militaire capaciteiten die de NAVO beweert momenteel onvoldoende te hebben, of naar nieuwe uitdagingen als cyberdefensie. Een einde van de nucleaire capaciteit zou de veiligheid van de NAVO-lidstaten dus niet verminderen, maar juist doen toenemen. Conventionele wapens zijn bovendien veel beter geschikt dan kernwapens om, in geval van een aanval, het NAVO-grondgebied te verdedigen.

‘Een nieuw verdrag is zinloos zonder de medewerking van de kernwapenstaten’

Een nieuw verdrag zou drie belangrijke doelen dienen, die niet noodzakelijk afhangen van de medewerking van de kernwapenstaten. Ten eerste zou een verdrag juridische duidelijkheid verschaffen over de illegaliteit van kernwapens, en een aantal loopholes van het non-proliferatieregime (zoals de arbitraire interpretatie van artikel 1 en 2 ter rechtvaardiging van de nuclear sharing doctrine van de NAVO) sluiten. Een nieuw verdrag zou ten tweede een duidelijke norm van niet-bezit als enig aanvaardbaar gedrag van een land stellen, en zo de legitimiteit van nucleaire afschrikking als een aanvaardbare en realistische beleidsoptie ondermijnen. Tot slot zou het ook een belangrijke impact hebben op de financiering van kernwapens.

[1] Zie http://www.icanw.org/wp-content/uploads/2015/03/HINW14vienna_Pledge_Document.pdf .

[2] ICRC Information Note No. 1 (2013): ‘Climate effects of nuclear war and implications for global food production’; Özdoğan, M., Robock, A. en Kucharik, C. (2013): ‘Impacts of a nuclear war in South Asia on soybean and maize production in the Midwest United States’, Climatic Change, pp. 373-387; Xia, L., en Robock, A. (2013): ‘Impacts of a nuclear war in South Asia on rice production in mainland China’, Climatic Change, pp. 357-372; Helfand, I.. (2012): ‘Nuclear Famine: A Billion People At Risk’.

[3] Zie Lothe Eide, S-I. (2014): ‘A Ban on Nuclear Weapons: What’s in it for NATO?’.

[4] SIPRI Military Expenditure Database, http://www.sipri.org/research/armaments/milex/milex_database/milex_database