Een nieuwe Belgische gevechtsmissie in Syrië en Irak is uiterst problematisch

Persbericht

Op woensdag 4 juni discussieerde de Commissie Landsverdediging op vraag van Minister van Defensie Philippe Goffin over de vraag of er vanaf oktober opnieuw 4 Belgische F-16 gevechtsvliegtuigen zullen deelnemen aan de internationale militaire missie in Syrië en Irak. Volgens de vredesbeweging* is dit een zeer bedenkelijke beslissing.

Geen steun voor de staakt-het-vuren oproep?

Nadat ons land tijdens de bijeenkomst van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties op 19 mei zijn volledige steun toezegde aan "de verklaringen van de secretaris-generaal en speciaal gezant Pedersen over de noodzaak van een landelijk [in Syrië] staakt-het-vuren”[1], zal de Commissie Landsverdediging van de Kamer van Volksvertegenwoordigers deze week twee ontwerpresoluties[2] bespreken en stemmen om terug 4 Belgische F-16-gevechtsvliegtuigen te ontplooien bij de operatie "Inherent Resolve "(OIR) in Syrië en Irak. Vanaf dit najaar zouden ze een jaar lang ingezet worden voor zowel verkenningsopdrachten als aanvalsoperaties en luchtsteun aan grondtroepen.

Het gaat om een illegale missie, waarvan de timing en doelstellingen fundamentele vragen oproepen, die de Belgische belastingbetaler iets meer dan 20 miljoen euro zou kosten (4 gevechtsvliegtuigen en 95 grondtroepen). De vredesbeweging dringt er bij de parlementsleden op aan om hun gehechtheid aan het internationaal recht en respect te tonen voor de inspanningen van de Verenigde Naties om het humanitair leed te verzachten en het helpen stabiliseren van de situatie via een vreedzame oplossing van het conflict in Syrië en Irak.

Een nieuwe illegale interventie

Principieel verzetten we ons tegen de deelname aan een operatie die niet gedekt is door het internationaal recht, meer bepaald door een duidelijke resolutie van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties of als antwoord op een verzoek van de betrokken regering. De naleving van het internationaal recht is nochtans lang beschouwd als een absolute voorwaarde voor België voor de inzet van het leger buiten zijn grenzen.

De militaire interventie van de internationale coalitie in Syrië is echter van meet af aan in strijd met de bepalingen van het Handvest van de Verenigde Naties. De ontwerpresoluties van de kamer verwijzen naar resolutie 2249 (november 2015) van de VN-Veiligheidsraad. Echter, in deze VN-resolutie ontbreekt de verwijzing naar hoofdstuk 7 van het VN-Handvest, waardoor ze geenszins het recht geeft aan België en zijn bondgenoten om opnieuw militair op te treden in het Syrische conflict. Zelfs als sommige cryptische zinnen van de VN-resolutie door ons land - zeer - breed zouden kunnen worden geïnterpreteerd, moet eraan worden herinnerd dat de situatie in Syrië totaal anders is dan die van eind 2015. Heeft president Trump eind 2019 immers niet zelf aangekondigd dat het "kalifaat" van Daesh is verslagen en dat de Amerikaanse troepen uit het gebied zouden worden teruggetrokken?

Geen legitimiteit, geen strategie: een ineffectieve en gevaarlijke cocktail

De overgebleven strijders van Daesh zijn veel minder zichtbaar en voeren een guerrillaoorlog waartegen de inzet van gevechtsvliegtuigen militair ineffectief of zelfs contraproductief kan zijn. De militaire interventie in Afghanistan die al 19 jaar duurt, is een pijnlijke herinnering daaraan.

Laat ons ook niet vergeten dat sinds de afkondiging van resolutie 2249 van de VN-Veiligheidsraad, het presidentschap van de Verenigde Staten in handen is gevallen van Donald Trump, die een chaotisch beleid voert in Syrië. Er zit geen politieke lijn in. Zijn militaire en diplomatieke strategie verloopt erg grillig. Op het terrein wordt de strijd tegen Daesh gevoerd door de Syrische Democratische Strijdkrachten (SDF), waarvan de Koerdische Zelfbeschermingseenheden de hoofdmoot uitmaken. Het is aan diezelfde SDF dat de internationale coalitie luchtsteun biedt. Enkele maanden geleden gaf president Trump evenwel groen licht aan een Turkse legeroperatie tegen deze bondgenoot, die eindigde met de bezetting van een grote landstrook in het noordelijke grensgebied tussen Tel Abyad en Ras al-Ayn.

Met betrekking tot Irak benadrukken we dat de interne politieke situatie de landen die bij de militaire coalitie zijn betrokken tot grote voorzichtigheid zou moeten manen. Meteen na de moord op de Iraanse generaal Soleimani door een Amerikaanse luchtaanval op 5 januari, heeft het Iraakse parlement een resolutie aangenomen die de terugtrekking eist van Amerikaanse troepen uit Irak. Over enkele dagen zouden de Verenigde Staten en Irak de 'Strategische Kaderovereenkomst’ die ze in 2008 sloten volledig heronderhandelen. We hebben geen zicht op de toekomstige inhoud van de nieuwe overeenkomst. De terughoudendheid van België is daarom essentieel als de militaire deelname effectief bedoeld is om steun te leveren aan het Iraakse volk en de wederopbouw van het land. Bij de bevolking is de weerstand tegen de westerse militaire aanwezigheid heel groot.

Die weerstand is niet vreemd aan het feit dat het risico op burgerslachtoffers van luchtgevechtsoperaties groot is. Volgens de internationale organisatie Airwars is de militaire interventie van de internationale coalitie in Syrië en Irak verantwoordelijk voor minstens 8.250 bevestigde dodelijke burgerslachtoffers. Daarbij komt dat het vorige Belgische optreden met F16s in Irak en Syrië te lijden had onder een totaal gebrek aan transparantie, wat de politieke controle en evaluatie uiteraard erg moeilijk, zo niet onmogelijk maakt.

Een militaire interventie die frontaal botst met het werk van de Verenigde Naties

De mogelijkheid van een nieuwe Belgische deelname aan de oorlog in Irak en Syrië confronteert - en erodeert – de oproep die secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Antonio Guterres op 23 maart 2020 deed om te komen tot een “onmiddellijk wereldwijd staakt-het-vuren” zodat alle aandacht naar de strijd tegen de COVID-19 pandemie kan gaan. Ook speciaal VN-gezant voor Syrië, Geir Pedersen, deed een duidelijke oproep tot een ‘totaal’ en ‘onmiddellijk’ staakt-het-vuren in heel Syrië, gezien de humanitaire noodsituatie in verband met de gezondheidscrisis.

De Syrische bevolking is evenzeer getroffen door deze pandemie in een land dat al zwaar te lijden heeft van het bijna 10 jaar durende conflict. We vragen dat België, als lid van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties, zich prioritair inspant om ervoor te zorgen dat de getroffen bevolking in Syrië voldoende toegang krijgt tot humanitaire hulp. In dat verband is het belangrijk dat resolutie 2504 (januari 2020, over het garanderen van humanitaire hulp) wordt verlengd, zodat ook na 10 juli 2020 de vrije toegang langs grensovergangen en frontzones verzekerd blijft.

De Belgische deelname aan een nieuwe gevechtsmissie in Syrië lijkt ons daarom buitengewoon problematisch en ongewenst. Zoals secretaris-generaal van de Verenigde Naties, Antonio Guterres, op 21 februari 2020 verklaarde: "De boodschap is duidelijk. Er is geen militaire oplossing voor de Syrische crisis. De enige mogelijke oplossing is een politieke oplossing". We dringen er bij de Belgische parlementariërs op aan om de internationale legitimiteit van België niet te ondermijnen en respect op te brengen voor de verklaringen van de Verenigde Naties door alle inspanningen van ons land te concentreren op de steun aan de zwaar lijdende Syrische bevolking en op een vreedzame oplossing van het conflict in Syrië.

*Dit is een achtergrondnota van de vredesbeweging (Agir pour la Paix, CNAPD, CSO, Intal, MCP, Pax Christi Vlaanderen, Vrede vzw).

[1] https://new-york-un.diplo.de/un-en/news-corner/200512-heusgen-syria/2343022

[2] Een eerste voorstel van oppositiepartij N-VA, mee ingediend door de MR en de Open VLD en een tweede resolutie ingediend door dezelfde vertegenwoordigers van de MR en de Open VLD, samen met de CDH en de CD&V